In vervoer en opslag werken bedrijven vaker dan de andere bedrijfstakken aan hun uitstoot. Voor de bedrijfstakken cultuur, sport en recreatie en auto- en detailhandel geldt dit voor energiemaatregelen. En voor de horeca zijn circulaire maatregelen van groter belang.
Voor een kwart van de ondernemers is de afhankelijkheid van derden de belangrijkste belemmering bij het verduurzamen van het bedrijf. Ruim 14 procent noemt een tekort aan financiële middelen als belangrijkste belemmering. Een iets kleinere groep (11 procent) ziet te weinig voordelen van verduurzaming. Daar staat tegenover dat bijna 32 procent van de bedrijven geen belemmeringen ervaart bij het verduurzamen.
In het grootbedrijf (bedrijven met 250 of meer werkzame personen) noemen 3 op de 10 bedrijven de afhankelijkheid van derden als de belangrijkste belemmering voor verduurzaming. Bij het kleinbedrijf (tot 50 werkzame personen) zijn dit er 2 op de 10. Het kleinbedrijf noemt een tekort aan financiële middelen, onbekendheid met de mogelijkheden om (verder) te verduurzamen en het te weinig zien van de voordelen van verduurzaming vaker als belangrijkste belemmering dan het grootbedrijf.
Bijna 35 procent van de bedrijven beoordeelt hun bedrijfsvoering als grotendeels of helemaal duurzaam. Bijna de helft zegt dat hun bedrijf deels duurzaam werkt, en volgens 15 procent is het bedrijf in kleine mate duurzaam. Het grootbedrijf beoordeelt de bedrijfsvoering vaker als grotendeels duurzaam dan het midden- en kleinbedrijf. De uitkomsten betekenen niet dat alle economische activiteiten even duurzaam zijn. Bedrijven vergelijken hun prestaties bijvoorbeeld eerder met normen, collegabedrijven of verduurzamingsmogelijkheden binnen hun bedrijfstak dan dat zij zich vergelijken met (duurzamere) andere bedrijfstakken.