In het kader van het Jaar van het Heerlens erfgoed heeft de gemeente Heerlen subsidies toegekend aan acht kerken en één pastorie voor restauratiewerkzaamheden. Deze gebouwen, ontworpen door architecten als Joseph Cuypers, hij voerde tussen 1901–1903 een grote uitbreiding uit met een neoromaans koor, transept en kruisingstoren van de Sint Pancratiuskerk uit, en Frits Peutz die o.a. de Kerk van de Heilige Moeder Anna (Bekkerveld) ontwierp. Het zijn niet alleen religieuze centra, maar ook iconen van de Heerlense architectuur en geschiedenis. Aldus de gemeente Heerlen. Met de gelden kunnen Glas-in-loodramen, mergelmetselwerk en koperen dakbedekking worden hersteld, waarmee de stad haar culturele identiteit behouden kan.
Kerken zijn vaak beeldbepalend in het stadsbeeld. Hun restauratie draagt bij aan de ruimtelijke kwaliteit en het behoud van historische structuren. De gemeente Heerlen stelt dat het erfgoed “in hoge mate bijdraagt aan de belevingswaarde van de bebouwde omgeving en aan het karakter en de identiteit van stad en dorp”. Door deze gebouwen te behouden, blijft de stad visueel verbonden met haar verleden, wat ook toeristische en economische impulsen kan geven.
De subsidieregeling is juridisch verankerd in de Erfgoedverordening Heerlen en de Algemene subsidieverordening. Maar ethisch gezien roept het wellicht toch vragen op: is het wenselijk dat een seculiere overheid religieuze gebouwen financiert? Voorstanders wijzen op de monumentale en culturele waarde, terwijl critici vrezen voor scheefgroei in de verdeling van publieke middelen. De gemeente benadrukt dat het gaat om het behoud van erfgoed, ongeacht religieuze functie, en dat ook niet-religieuze monumenten in aanmerking komen voor steun.
Hoewel er geen officiële peiling is, blijkt uit lokale nieuwsberichten dat veel Heerlenaren de kerken zien als plekken van hoop en troost. De betrokkenheid van vrijwilligers bij restauratieprojecten wijst op een breed gedragen gevoel van verantwoordelijkheid. Tegelijkertijd leeft bij sommige inwoners de vraag of religieuze gebouwen nog passen bij de seculiere koers van de samenleving, zeker als ze niet meer actief gebruikt worden voor erediensten.